Uitgebreide gebruiksaanwijzingen staan in de gebruikershandleiding.
[. . . ] In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
Klik op een onderwerp
Bekende problemen Beknopt overzicht Inhoud Basisfuncties Geavanceerde functies Opnameopties Afspelen/bewerken Aanvullende informatie Index
User Manual
EX1
Informatie over gezondheid en veiligheid
Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera optimaal werkt.
Waarschuwing: situaties die bij u of anderen letsel kunnen veroorzaken Voorzichtig: situaties die schade aan de camera of andere apparatuur kunnen veroorzaken Opmerking: opmerkingen, gebruikstips of aanvullende informatie
Voorkom gezichtsschade bij het onderwerp
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand van) de ogen van mensen of dieren. Gebruik van de flitser dicht bij de ogen van het onderwerp kan tot tijdelijke of permanente schade aan het gezichtsvermogen leiden.
Behandel batterijen en oplader voorzichtig en voer deze af volgens de voorschriften
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en opladers. Niet-compatibele batterijen en opladers kunnen ernstig letsel of schade aan uw camera veroorzaken. [. . . ] Draai de [Zoomknop] naar rechts.
Opnameopties
53
Opnamen in het donker maken
4
Pas de intensiteit aan.
Het gebruik van de flitser
Als u de schuif om de flitser te ontgrendelen gebruikt, komt de flitser omhoog wanneer dit nodig is.
Terug
OK
Instellen
5
Druk op [o] om de instellingen op te slaan.
Het bijstellen van de intensiteit van de flits helpt mogelijk niet wanneer: - het onderwerp zich te dicht bij de camera bevindt; - er een hoge ISO-waarde is ingesteld; - de belichtingswaarde te groot of te klein is. In bepaalde opnamemodi kan deze functie niet worden gebruikt.
Als de flitser is gesloten, flitst deze niet, ongeacht de geselecteerde optie. Als de flitser omhoog komt, flitst deze in overeenstemming met de geselecteerde optie.
Houd de flitser naar beneden als u deze niet gebruikt, om beschadiging te voorkomen. De flitser met kracht omhoog proberen te krijgen kan de camera beschadigen.
Druk de flitser voorzichtig omlaag om deze te sluiten.
Opnameopties
54
Opnamen in het donker maken
De ISO-waarde aanpassen
pASM
De ISO-waarde is een eenheid voor de mate waarin film gevoelig is voor licht, zoals gedefinieerd door de International Organization for Standardization (ISO). Hoe hoger de ISO-waarde, des te gevoeliger wordt de camera voor licht. Met een hogere ISOwaarde kunt u gemakkelijker foto's zonder flits maken.
1
Druk in de opnamemodus op [I].
Verpl.
OK
Instellen
2
Selecteer een optie.
Selecteer om een geschikte ISO-waarde te gebruiken op basis van de helderheid van het onderwerp en de lichtval.
Hoe hoger de ISO-waarde, hoe meer beeldruis er kan optreden.
Opnameopties
55
De scherpstelling aanpassen
Hier vindt u informatie over hoe u de scherpstelling van de camera kunt aanpassen voor diverse onderwerpen.
Macro gebruiken
pASMdv
Autofocus gebruiken
pASMd
Gebruik macro om close-upfoto's te maken van onderwerpen zoals bloemen en insecten. Voor de macro-opties, zie 'Autofocus gebruiken'.
Om scherpe foto's te maken, selecteert u de scherpsteloptie die bij de afstand tot het onderwerp past.
1
Druk in de opnamemodus op [c].
Verpl.
OK
Instellen
2
Selecteer een optie.
Optie Beschrijving
Normaal (AF): Scherpstellen op een onderwerp op meer dan 80 cm afstand.
Probeer de camera heel stil te houden, om te voorkomen dat de foto's onscherp worden. Schakel de flitser uit als de afstand tot het onderwerp minder dan 40 cm bedraagt.
Macro: Scherpstellen op een onderwerp op 5-80 cm afstand (50- 80 cm bij gebruik van zoom). Auto macro: Scherpstellen op een onderwerp op meer dan 5 cm afstand (meer dan 50 cm bij gebruik van zoom). scherp: Scherpstellen op een onderwerp door handmatig de scherpstelafstand te verstellen. 57)
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
Opnameopties
56
De scherpstelling aanpassen
De scherpstelafstand handmatig instellen
Selectief scherpstellen
pASMd
1 2 3 4
Druk in de opnamemodus op [c]. Pas de scherpstelafstand aan.
U kunt op een bepaald deel van de scène scherpstellen. Selecteer het gedeelte waarop u wilt scherpstellen.
1 2 3
Druk in de opnamemodus op [m]. scherpstellen Keuze AF.
Druk op [m] om naar de opnamemodus te gaan.
Terug
OK
Instellen
OK: Keuze AF
5
Druk op [o] om de instellingen op te slaan.
Als u de scherpstelafstand handmatig instelt en het onderwerp zich buiten het scherpstelgebied bevindt, kan de foto onscherp worden. Als u deze functie gebruikt, kunt u sommige scherpstelopties niet instellen. Als u deze functie niet kunt gebruiken, is het niet mogelijk om de opties voor gezichtsdetectie in te stellen.
4 5 6
Druk op [o]. Verplaats het kader naar het gebied waarop u wilt scherpstellen en druk op [o]. Druk [Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Druk op [o] om het scherpstelgebied te wijzigen.
Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk de opties voor gezichtsdetectie, fotostijlen en intelligente filtereffecten in te stellen.
Opnameopties
57
De scherpstelling aanpassen
Tracking AF gebruiken
pASMd
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1 2 3 4
Druk in de opnamemodus op [m]. scherpstellen Tracking AF.
Druk op [m] om naar de opnamemodus te gaan. Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk op [o].
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het onderwerp volgt als u de camera beweegt.
Het volgen van een onderwerp kan mislukken wanneer: - het onderwerp te klein is of te veel beweegt; - er sprake is van tegenlicht of wanneer u foto's maakt op een donkere plaats; - kleuren of patronen van het onderwerp overeenkomen met de achtergrond; - de camera erg trilt. In deze gevallen ziet het scherpstelkader eruit als een kader met één witte lijn. Als de camera het onderwerp niet volgt, moet u het te volgen onderwerp opnieuw selecteren. [. . . ] · Diafragmaprioriteit, Sluiterprioriteit, Handmatig: 16 - 1/1500 sec. · Vuurwerk: 2 sec.
Belichting Programma AE, Diafragmavoorkeuze AE, Sluitertijdvoorkeuze AE, Handmatige belichting Multi, Spot, Centr. gewogen ±2 BW (in stappen van 1/3 BW) Auto, 80, 100, 200, 400, 800, 1600, 3200
Uit, Auto, Rode ogen, Invulflits, Langz sync, Anti-rode ogen
Aanvullende informatie
120
Cameraspecificaties
Bereik
Groothoek: 0, 2 m - 6, 2 m (ISO Auto) Tele: 0, 5 m - 5, 1 m (ISO Auto) Circa 4 sec. (afhankelijk van de toestand van de batterij)
Opname Modi: Smart Auto (Wit, Macro kleur, Vuurwerk, Portret, Nachtportret, Portret met tegenlicht, Macro portret, Tegenlicht, Landschap, Actie, Statief, Nacht, Macro, Macro tekst, Blauwe lucht, Zonsondergang, Natuurlijk groen), Auto, Programma, DUAL IS, Beautyshot, Nacht, Scène (Kaderlijnen, Portret, Landschap, Close-up, Tekst, Zon onder, Dageraad, Tegenl. , Vuurwerk, Strand/ sneeuw) Scherpstelstand: 1 opname, Continu, Belichtingstrap Zelfontspanner: 10 sec, 2 sec, Afst. bed. [. . . ]